elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kakhuis

kakhuis , kakhuus , kakhuusje , 1. toilet; 2. separaat bouwsel met daarin het toilet, meest bij een boerderij.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
kakhuis , kakhèùs , zelfstandig naamwoord , kakhuis, WC; Mandos & Van de Pol, De Brabantse spreekwoorden:  as ge óp grôote-meensekakhèùze gaot, dan valde dur den bril (Daamen - Handschrift 1916: ) - Wie de grote heer wil uithangen of dingen wil doen die alleen volwassenen aankunnen, komt bedrogen uit.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal