Woord: kaaskop
kaaskop , kéêskop
, kaaskop (scheldwoord). Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
kaaskop , keiskop , zelfstandig naamwoord
, 1. Kaaskop, ronde, houten kaasvorm. 2. Spotnaam voor een Alkmaarder, in het algemeen ook voor een Hollander. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
kaaskop , keeskop , mannelijk
, keesköp , keesköpke , kaaskop; ook wel scheldnaam voor: Hollander. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
kaaskop , kaaskop , 0
, (Kop van Drenthe) = soort peer Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
kaaskop , kezekop , 0
, (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) = scheldwoord Een Hollandse kezekop (Pdh), Keizekop is een Duuts scheldwoord veur Nederlanders (Bco) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
kaaskop , kezekòp
, kaaskop Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
kaaskop , kezekop , zelfstandig naamwoord
, de; 1. kaal of kaalgeschoren hoofd 2. iemand met een kaal of kaalgeschoren hoofd 3. dik, rond hoofd 4. scheldwoord, met name gezegd van iemand met een dik, rond hoofd Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
kaaskop , kaeskop , zelfstandig naamwoord
, kaeskoppe , kaeskoppie , [O] kletskop, zeer hoofd Zie kaeshôôd Ook kleskop Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
kaaskop , kieskop , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, kiesköp , - , scheldnaam , (scheldnaam voor 'hollander') kieskop VB: Môt zoe 'nne kieskop ôs hié de wêtte koëme sjtelle?' Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
kaaskop , [scheldnaam] , kèèskop
, scheldnaam voor een Nederlander , n’n Hollaanse kèèskop = een echte Nederlander- Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
kaaskop , [kaal hoofd] , käsekoppien
, kaal hoofd. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
kaaskop , kieëskop , mannelijk
, iemand met blonde haren , ‘Hollenjer, bollenjer, kieëskop, de maje vraete dich op!’ werd vroeger door Belgische kinderen geroepen tegen Nederlandse kinderen. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
kaaskop , kieëskop
, kieësköp , kaaskop Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |