elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kaaiman

kaaiman , kaaiman , [zelfstandig naamwoord] , een baas. n Kaaiman van n snouk. || grote; reusachtig
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
kaaiman , kaaiman , zelfstandig naamwoord , de; beschuit
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
kaaiman , kaajman , zelfstandig naamwoord, mannelijk , - , - , groot , (persoon of voorwerp) kaajman
Bron: Jaspars, G. en H. FiƩvez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
kaaiman , [lapjeskat] , kaaieman , lapjeskat (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal