elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: holsblok

holsblok , holleblok , onzijdig , holleblokken , klomp, hulft, hut, houten schoen. Ten platten lande draagt men veel holleblokken, van daar misschien Jan Klaassen op zijn klompen.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
holsblok , holleblok , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Klomp. || Zet je holleblokken maar bij de deur. Ik zel je mit me holleblok op je ziel slaan. – Te Assendelft zegt men hollefblok; vgl. hulft. – Vgl. KIL. “holblok, klompe, calopodium, solea lignea, calceamentum ex ligno cavato confectum”. In de 18de e. ook hoolblok, b.v. ROTGANS, Boere-kermis 4: “De hoolblock was versmeeten”. Ned. holsblok.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
holsblok , holleblokken , [zelfstandig naamwoord] , klompen. , (Westerwolde)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
holsblok , holleblok , zelfstandig naamwoord , Verouderd voor klomp.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
holsblok , holleblok , klomp.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal