Woord: hoe een
hoe een , woʼn
, [Wo een] Hoe een? Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange. |
hoe een , hoe’n
, hoedanigheid een, ook = hoeveel. Gron. hou’n = welkeen, hoedanig een. Gevormd als: zoo’n = zoo een Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
hoe een , hounênt , houn’t
, (als zelfstandig naamwoord = hoe eene) = hoedanig een; hounênt heb ie koft? hounênt wil ie hebben,ʼn groote of ’n lutje? enz. Vgl. gounent, gijnent, zōkkent, enz. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
hoe een , hounent , [voegwoord]
, hoe zo een? Hounent heb ie kòft? Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
hoe een , huk , [voegwoord]
, houk? wat voor. Huk goud is dat? Hukke koien binnen ‘t? , (Westerkwartier) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
hoe een , hukkent , [voegwoord]
, hounent, ook mv. Hukkent hei jem doar? = wat voor (appels, enz.) heb je daar? , (Westerkwartier) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
hoe een , houn , [voornaamwoord]
, verkorting van hou n, hoe een. Houn keerl is ‘t? Westerkwartier steeds hou n. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
hoe een , hoe’n , hoene
, wat voor een hoe’n, hoene. kleur jas waor ’t wat voor een kleur jas was ’t?; wat voor soort hoe’n schoên hédde án? wat voor soort schoenen heb je aan? Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
hoe een , hounent?
, hoe een? Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
hoe een , hoente
, wat voor een? Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
hoe een , hoenene , hoeniene, hoe’n
, wat voor een. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
hoe een , oen(e) , oejin? , bijwoord
, Wat voor een? Oen pèèrd? èdde gekocht? Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
hoe een , hoenend , hoenen, hoeniene, hoe’n iene, hoeïene , vragend voornaamwoord, zelfstandig
, wat voor één Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
hoe een , hoe’n , bijwoord, vragend voornaamwoord
, wat voor (een) Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
hoe een , hoen , vragend voornaamwoord
, wat voor een? Hoen auto was dat dan? Wat voor een auto was dat dan? (letterlijk: hoe een) Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
hoe een , hoen , hoewn
, wat voor , Hoen weer is ’t? Wat voor weer is het? Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
hoe een , [hoe een] , hoen , hoent
, welke, hoe een. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
hoe een , [wat voor een] , hoenene , hoentend
, wat voor een (O.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
hoe een , hoeneke , oejin , bijwoord
, wat voor een (Helmond en Peelland); oejin; wat voor eentje (West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
hoe een , hoen , hoem , vragend voornaamwoord
, "hoe een, wat voor een?; in de uitdrukking: van de hoen..?; wat voor..? welke..?; Cees Robben – Van de hoen wilde hebben? (19640214); Cees Robben – Hoen huudje hottie op... (19600219); Cees Robben – Hoen brievenbus wilde op oew deur (19840518); N. Daamen (handschrift 1916) – ""hoenne (hoe eenen)""; Henk van Rijen: de hoen zodde wille?; Cornelissen & Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch (1899): HOON (scherpe o), bvw. - hoe een, welke. Hoone man? Hoon vrouw, hoon hui; Haor - HOEN(EN) - wat voor een; hoem; hoe een; wat voor een; Cees Robben – Hoem-pap-hemme...? (19590502)" Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |