elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: hersenen

hersenen , harsens , hasens , hersens.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
hersenen , harsens , zie: harst 1, en: broagen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
hersenen , harsens , zie broagen *; ook elders (zie v. Dale.)
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
hersenen , hasĕns , harsĕns , hersens.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
hersenen , herses , hersens.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
hersenen , hassens , meervoud , hersens
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
hersenen , hasns , zelfstandig naamwoord, meervoud , 1 hersenen, 2 schedel. Eenn vuur de hasns houwn, iem. tegen ’t hoofd slaan; wat teeng de hasns krieng, iets tegen zijn hoofd krijgen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
hersenen , hérses , meervoud , hersens.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
hersenen , hazzens , hersenen
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
hersenen , harses , hersenen. Hoe kraigt-ie ’t in z’n harses!
Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer.
hersenen , harses , harsens , zelfstandig naamwoord, meervoud , Hersens, hoofd. Zegswijze z’n harse(n)s zitte in de tis(t), hij ziet ze vliegen, hij is malende.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
hersenen , hässens , hersens.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
hersenen , hässens , hersens.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
hersenen , ässens , hersenen. Wöör zitten oe ässens?, of: E-j oe ässens thuus elaoten? (bijv. gezegd wanneer iemand helemaal niet heeft opgelet)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
hersenen , asses , zelfstandig naamwoord , hersenen.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
hersenen , hârsns , hersenen.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
hersenen , hérses , hersens , Urst meej'jew hérses wèrreke én dan paas meej'jew hand anders gee'get verkiird. Eerst met je hersens werken en dan pas met je handen anders gaat het mis.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
hersenen , hassens , hessens , zelfstandig naamwoord , mv. 1. hersenen, ook schedeldak (in verb.) 2. verstand, denkvermogen 3. mond, in bijv. Hool je de hassens! hou je mond
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
hersenen , harses , zelfstandig naamwoord , harsesse , harsessie , hersens, hoofd Hij kreeg me daer een hengst voor z’n harses! Hij kreeg toch een dreun voor zijn kop!; Hebbie je harses op ’t besteebord laete legge? Heb je je verstand verloren?
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
hersenen , hèrses , verstand
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
hersenen , arsus , hersens. zie ook “assies”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
hersenen , assies , hersenen. zie ook “arsus”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
hersenen , ässens , ärsens , zelfstandig naamwoord , hersenen.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
hersenen , hasses , hoofd , hij liep meej z’n hasses tege n’n lantèrepaol = hij liep met zijn hoofd tegen een lantaarnpaal-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
hersenen , [hersens, verstand] , harses , hérses , hersenen, verstand , Ik zal is teejge oew harses slòn, ás ge nie uitkékt. Ik zal eens tegen je hersenen slaan, als je niet uitkijkt. Dreiging met een stevig pak slaag.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
hersenen , harses , haarses, harsens, härsens, hasses , 1. hersenen; 2. hoofd.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
hersenen , harses , zelfstandig naamwoord, meervoud , hersenen (Den Bosch en Meierij; Tilburg en Midden-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
hersenen , herre , horre, herses , hersens , Emes de herre inhouwe. Gebakke verkeshorre zeen lekker.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
hersenen , herses , hersenen
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
hersenen , harses , harsens , zelfstandig naamwoord, meervoud , tant. hersenen, verstand, hoofd; - Gebrök toch oew harses; - Meej et bósse krêeg ik en pèèr op men harses. - Bij het schudden kreeg ik een peer op mijn hoofd. Dè wil zeggen: hij ha harsens genog, mar hij kos er nie mee overweg... (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; ’n Staandbild in Baozel’; feuilleton in 4 afl. in de NTC 20-5-1939 – 17-6-1939); Ge flapt er alles mar uit, wè't er in oe harsens opkomt! (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; ’Oome Teun en de dames’; NTC 20-1-1940); d'r harses die werkte nie als te fel... (Piet Heerkens; uit ‘Vertesselkes, ‘De boeren van Baokel’, 1944); Hij gao mee zun harsus dur de muur, jè. (Hein Quinten, Tilburgse spreuken; ca. 1990); Frans Verbunt: dènken is vur de pèèrde, want die hèbbe grôote harses; Stadsnieuws (rubriek): Hij viel meej sen harses op de kaajbaand èn was gelèèk van sene susserd (250209) - Hij viel .... en was helemaal van de wijs, van streek, in de war. WBD III.1.1:37 'harsens' = hoofd; WBD III.1.1 :178 'harsens' = hersenen; WBD III.2.3:64 'harses' = gekookte hersenen; WBD III.1.4:23 'hersens' = verstand; WNT Aanv. II:3804 HARSES informeel mv. voor hersens.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal