elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: hartwater

hartwater , hartwater , 0 , water dat ontstaat bij watertanden, bij brandend maagzuur e.d. Het hartwater löp mij um de koezen bij het zien van een borrel (Sle), Het hartwaeter löp uut zien mond (Dwi), Bij giwhonger kuj wel ies last kriegen van hartwater (Ruw), Bij het zuurbranden komp hum het haartwaoter in de mond (Eex), zie ook bij flauw
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
hartwater , ätwater , maagwater
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
hartwater , hatwaeter , zelfstandig naamwoord , et; hartwater
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
hartwater , hartwaoter , zelfstandig naamwoord , hartwaoters , hartwaotertie , maagzuur Hij at in ’t land bonkies slik tege ’t hartwaoter Hij at op de akker kluitjes aarde tegen het maagzuur
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
hartwater , [oprisping van waterig maagvocht] , hartwater , oprisping van waterig maagvocht, b.v. na het eten van sappig fruit.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal