elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: haarsnijder

haarsnijder , haorsniieder , mannelijk , kapper
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
haarsnijder , haorsjnieër , mannelijk , haorsjnieësj , kapper.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
haarsnijder , haorsnéjjer , man die het hoofdhaar van mannen en vrouwen knipt en opmaakt en die mannen scheert.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
haarsnijder , haorsnieder , haorknipper , (veroud.). Ook haorknipper (Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied, wb:Zuidwest-Drenthe, veroud.) = kapper As die haorsnieder je het haor knipt, is het gien gezicht met al die hakken en takken (Odo)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
haarsnijder , haorsnieder , zelfstandig naamwoord , de; kapper
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
haarsnijder , [kapper] , haorsniejer , kapper.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal