Woord: haardgerei
haardgerei , heerdgerei , heerdgerak
, Ook heerdgerak (Midden-Drenthe, Veenkoloniën) = spullen voor de haard Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
haardgerei , heerdgerei , zelfstandig naamwoord
, et; kachelgereedschap e.d. Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
haardgerei , [gerei die bij de haard hoort] , haardgrei , haardgerei, häärdgrei
, verzamelnaam voor de pook, de blaaspijp, de blaasbalg en de vuurtang. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |