elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: glaskleed

glaskleed , [vitrage] , glaozekleed , glaozenkleed, glazenkleed, glaskleed, glasgedien, , 1. vitrage; 2. gordijn, in het bijzonder de witte, tamelijk dunne gordijnen die voor de ramen van boerderijen hingen.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal