elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: veester

veester , [koukleum] , fiesterd , koukleum.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
veester , [scheet] , foesterd , buikwind, scheet.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
veester , foesterd , 0 , foesterds , (Zuidoost-Drents zandgebied) = smeerlap
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
veester , fiesterd , koukleum. Wie zult die fiesterd is ’n frisse neuze geevm. Wie jaegt ’m naor buutn.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
veester , foesterd , 1. doffe knal of een mislukt of slecht knallend rotje. 2. stiekem windje.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
veester , [smeerlap; koukleum] , fiesterd , zelfstandig naamwoord , 1. smeerlap. Zie ook: gasterd; 2. koukleum.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
veester , [koukleum] , fiester , fiesterd, fiesterbule , koukleum.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
veester , [koukleum] , foesterd , 1. koukleum; 2. scheet, wind; 3. sloddervos; 4. voetzoeker, rotje.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal