Woord: evenouder
evenouder , èvenö̀ulder
, min èvenòlder, van gelijken leeftijd zijnde, tweeling. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
evenouder , [iemand van gelijke leeftijd] , èvenòlder
, min èvenòlder, van gelijken leeftijd zijnde. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
evenouder , evenoldêrs , evenollêrs
, gelijk in jaren, nagenoeg even oud. Wordt alleen van jonge personen, inzonderheid van kinderen gezegd; Oostfriesch äfenollers. Middel-Nederlandsch evenoude, Middel-Hoogduitsch ëbenalte. Hij die met anderen van denzelfden leeftijd is, tijdgenoot. Nog heden worden in Overijselsche tongvallen tijdgenooten genoemd, evenouders. – evenoud, Middel-Hoogduitsch ëbenalt, Middel-Nederduitsch evenolt. Evenoud, gelijk van jaren. (Verdam). Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
evenouder , èvenòlder , mannelijk
, èvenòlders , Evenouder. Wî heb samen nòg op schôle egaon; wî bint zoowat èvenòlders, In Gron. alleen van jeugdige kinderen gezegd. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
evenouder , èvenòlder , mannelijk
, èvenòlders. Evenouder. Wî heb samen nòg op schôle egaon; wî bint zoowat èvenolders. In Gron. alleen van jeugdige kinderen gezegd. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
evenouder , evenòlders , [zelfstandig naamwoord]
, mensen van gelijke leeftijd. || even Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
evenouder , eawnoaldr , zelfstandig naamwoord
, iem. van gelijke leeftijd Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
evenouder , èèmolder
, iemand van gelijke leeftijd. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
evenouder , èèmolder
, iemand van dezelfde leeftijd. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
evenouder , evenaolder , 0
, persoon van gelijke leeftijd Mien zwaoger en ik bint evenolders (Bor), Wat doej ok mit die grote jonges te speulen. Speult toch mit oen evenolders (Bro) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
evenouder , evenòlder
, (Kampereiland, Kamperveen) iemand van dezelfde leeftijd Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
evenouder , èèvmolder
, iemand van dezelfde leeftijd. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
evenouder , evenolder , evenouwer, aevenolder
, iemand van dezelfde leeftijd. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |