elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: euvels

euvels , eibalds , [bijvoeglijk naamwoord] , zeer veel; buitengewoon. Stopwoord. Angels. ebul, kwaad, ramp. ebal-san, vervloeken.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
euvels , [versterkend bijwoord] , ijbals , ebals , als versterk. bijw.: ijbals mooi weer, enz., ook Gron. Van ʼt HD. Übel, waarvan ook: euvels; zie ald.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
euvels , euvels , bijwoord , buitengewoon; euvels mooi = heel mooi, (ook Gron.) euvels geern (ook Gron.) Nederl. euvel = kwaad; aan een euvel mank gaan, HD. Uebel, waarvan ook: ebals, ijbals. ’t Gebruik van het woord komt overeen met vele, als bv.: verdomd mooi (Nederl.); miezeroabel gelukkîg (Gron.); oliedom, (Gron. euliedom), zooveel als: olijk = (slim, leep) in: dom. Het Gron, heeft o.a. nog: ieselk –, allernoarste mooi, enz.; glen kold (gloeiend koud), enz.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
euvels , ijbals , aibals, eibals, ebals, arbalsems , ijbals (Oldampt) = aibals, eibals, = ebals (Langewold) = buitengewoon, verbazend, enz. bij Bolland eibalds = ijvîg, ijwîg, als versterkend bijwoord, ijbals mooi weer, enz.; hij ’s ijbals knap; ijbalse klappen = forsche slagen; ijbals duur = buitengewoon duur; da’s ijbals! (= da’s euvels!) = dat is verbazend, ontzettend, ontzaglijk; hij ken ijbals eten; hij lust ijbals geern ’n klōktje. “Anders zol hij hom wel vegen, ijbals best ken hij der tegen.” (Gron. Volksalm. 1838 bl. 87.) “’k Zag vot woar ’t anker achter zat, ’n IJbals groote kast,” enz. Drentsch ijbals, ebals mooi, enz., ook: ieuwig. Zal hetzelfde zijn als het Hoogduitsch Uebel = euvel, kwaad, ongeluk, enz. Vgl. euvels.
arbalsems, in: ’t muit mie arbalsems = het spijt mij geducht.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
euvels , euvels , (bijvoeglijk naamwoord en bijwoord) = zeer, bijzonder, buitengewoon; da’s euvels mooi = heel mooi; ook Drentsch; da’s euvels! = wel zeker is dat zoo mooi, groot, lekker, enz., als gij beweert; meestal eene bevestiging in gunstigen zin; da’s ’n euvels spil (Oldampt) = eene lastige, verdrietige zaak of omstandigheid. Als bijwoord van versterking is het in gebruik als: miezeroabel, ieselk, aldernoarst, enz. en te vergelijken met het Hollandsche verdomd, verduiveld mooi, enz., en het Nederlandsche oliedom (oolijk = leep, slim), enz. Middel-Nederlandsch evel, ovel, oevel, bnw. Middel-Hoogduitsch übel, Oud-Hoogduitsch ubil, Oud-Saksisch ubil, Angel-Saksisch yfel, Engelsch evil, Gothisch ubils, Middel-Nederduitsch ovel. Nederlandsch euvel = slecht, boos, verdorven; slecht, ongelukkig, kwaad, rampzalig. (Verdam) Ald.: Als zelfstandig naamwoord gebruikt = kwaad, het kwade, het booze. Vgl. euvel, en: bōt.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
euvels , euvels* , vgl. ijbals *.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
euvels , arbalsems* , verbastering van ijbals *.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
euvels , euvels , [bijvoeglijk naamwoord] , 1 verkeerd, jammer. Da’s ja euvels! = wat spijt mij dat.; 2 zeer, heel. ‘t Was euvels mooi. Hai kreeg ter nòg euvels wat van = heel wat. ‘t Liekt òf ‘t euvels wat is! (Hogeland) ‘t Is n euvels elènne (Hogeland) ‘t Is euvels! = ‘t is heel mooi lelijk, erg naar enz. , (niet Stad en Westerkwartier)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
euvels , aibals , haibals; iebals; ijbalsk , [bijwoord] , ook: aibels (niet Westerkwartier) =zeer; wat n aibals mooi wicht is dat! Uitroep: Wel aibals, bin ie ook op bouldag? Als bvn. Zo’n aibalzen hoast is ter nait bie. Als bijwoord: Dat wol ik ja zo aibalze geern! || haibals
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
euvels , aibals , aibels , verbazend
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
euvels , euvels , bijwoord , (dva, wb) = zeer , buitengewoon Ik wol zo euvels geern, daj dat wicht krègen (dva), zie ook iebels
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
euvels , iebels , aibels, eibels, ebals , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , (Zuidoost-Drents zandgebied). Ook aibels (Zuidoost-Drents veengebied, Noord-Drenthe), eibels (Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied), ebals (N:be) = erg Hij was der aibels kwaod over (Bco), De woorden goud opschrieven is aibels stoer waark (Twe), Hie hef het iebels drok (Dal), zie ook euvels
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
euvels , euvels , euvellijk , erg, zeer (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal