Woord: eken
eken , [een bruine kleur afgeven] , eeken , zwak werkwoord
, bruin afgeven; de walnö̀tte eekt, de noot geeft bruin af; van eerpel schellen krîg i eekerige hende, van het aardappelschillen krijgt men bruine vingers. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
eken , eken
, 1. eiken; 2. eikschillen. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
eken , [eikschillen] , eken , ieken , werkwoord
, eikschillen. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |