Woord: eenderweegs
eenderweegs , eenderweggens
, op één plaats. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
eenderweegs , eenderweggens , ienderweggens
, 1. op een plaats, op een adres; 2. enerzijds; op één manier. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
eenderweegs , ienderwegens , ienderweggens , bijwoord
, (Zuidoost-Drents zandgebied). Ook ienderweggens (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe, N:Zuidoost-Drents zandgebied). Var. als bij ien = ergens Ienderwegens zal der wal wat vanan wezen er zal wel iets van waar zijn (Sle), Hij is eenderweggens hen (Die), Hij zal toch wel enerweggens veur deugen (Wap) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
eenderweegs , [enerzijds] , eenderweggens
, enerzijds (O.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
eenderweegs , [op één plaats] , ienderweggens
, op één plaats. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |