elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: driekant

driekant , driekant , wilde boekweit, eigenlijk Tartaarsche Duizendknoop, Polygonum Tartaricum. Feenstra’s Almanak 1862 p. 81.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
driekant , drijkaant , [zelfstandig naamwoord] , heen, sekgras, de zegge.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
driekant , driekant , bijvoeglijk naamwoord , Met drie (goede) spenen. | ’n Driekante koe.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
driekant , dreikaant , 0 , (Midden-Drenthe) = soort zegge, Scirpus triqueter Op minne stukken laand, dei slim leeg ligt, gruit dreikaant (Eez)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
driekant , driekaant , zelfstandig naamwoord , et; (verz.) zegge
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
driekant , driekaante , zelfstandig naamwoord , de; driekantig voorwerp
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
driekant , driekaant , bijvoeglijk naamwoord , driekant, driekantig
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
driekant , [driehoekig] , driekaant , driehoekig.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal