Woord: donderkop
donderkop , dunderkoppen
, (Ommelanden) = grōmmelkopppen (Oldampt, Westerwolde), alleen meervoud = de licht gekleurde stapelwolken die zich aan den horizon vertoonen en onweer voorspellen; zitten dunderkoppen an de lucht (bij v. Dale: koppen). Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
donderkop , donderkop , (dòndərkop) , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, Alleen in het meerv. Onweerswolken, wolken die donder voorspellen. || Wat zitten er ’en donderkoppen an de lucht; dat geeft boos weer. – Evenzo elders in N.-Holl., Gron., Friesl., Oost-Friesl., enz.; zie de wdbb. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
donderkop , dunderkoppen*
, bij v. Dale “koppen” = donderwolken. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
donderkop , dunderkoppen , [zelfstandig naamwoord]
, grommelkòppen(Westerwolde) = wolken die onweer voorspellen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
donderkop , dunnerkop , [zelfstandig naamwoord]
, dunderkòp. || woadebieter; woatenbieter; woornbieter , (Hogeland) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
donderkop , donderkoppe , zelfstandig naamwoord, meervoud
, Stapelwolken die onweer voorspellen. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
donderkop , dónderkup , meervoud
, zware wolken die onweer brengen. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
donderkop , donderkoppen
, 1. wolken die onweer teweeg brengen. 2. kikkervisjes. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
donderkop , dunderkop , 0
, zware, onweerbrengend wolk Der zit dunderkoppen in de locht, wij kriegt vast onwèer (Wee), Wij kriegt ien het leste van november snei, de donderkoppen bluit gezegd rond eind aug. (Ruw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
donderkop , donderkop , zelfstandig naamwoord
, donderkoppe , donderkoppie , [O] wolk die onweer voorspelt; donderkoppie kikkervisje Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
donderkop , donderkop , zelfstandig naamwoord
, donderköppien , 1. onweerswolk; 2. (vkw.) ondeugend kind; 3. (vkw.) kikkervisje. Zie ook: donderpadde, donderstien. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
donderkop , [kikkervisje] , doenderkop , donderpädde, dondertparre, donderkop, koddekop
, kikkervisje. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |