elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: duikers

duikers , dukerochs , verzachtend voor: duivelsch: dukerochs wicht. Zie ook: duker.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
duikers , dukers , zie: duker en: gommes, alsook: Gr. Wbk. I Kol. 953, art. afgedokterd.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
duikers , dukers , zie verdukerd *.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
duikers , duker , duufker; duvelkoater! , [tussenwerpsel] , basterdvloeken. Wel duker! = wel verbaasd.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
duikers , duikers , duuksels, dukers, deuikers , Ook duuksels (Zuidwest-Drenthe, zuid), dukers (Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents veengebied), deuikers (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe) = duivels Duikerse jong, woj maken, daj wegkomt (Sle), Het vuurwark was duikers mooi (Bor), Het is duuksels mooi, wat aj daor zegt (Zdw)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
duikers , dukers , dusak , te dukers!, te deksel! (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal