elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: chemisette

chemisette , siemesjetje , zelfstandig naamwoord onzijdig , chemisetje, d.i. ‘t onderstje. , (Westerkwartier)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
chemisette , zummezetjen , zelfstandig naamwoord , lijfje, alleen uit rug- en borststuk bestaande
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
chemisette , sjeemizëtje , onzijdig , frontje, halfhemdje.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
chemisette , siemesettien , 0 , (Mep) = tussenschortje
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
chemisette , siemenzètje , zelfstandig naamwoord , onderhemdje, * Dr. F.P.H. Prick van Wely, Kramer’s Frans woordenboek: la chemise: het hemd.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
chemisette , zeemizetjie , chemizetjie, simezetjie, zimmezetjie , zelfstandig naamwoord , chemizetjies, simezetjies , [Fra, chemisette] kraaghemdje (halfhemd voor vrouwen) Ook zimmezetjie; chemisette, halfhemd; [Fra, chemise] kort model vrouwenhemd M’n opoe droog een simezetjie, een ope kles en een jak meddun lang gat
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
chemisette , [frontje] , siemezet , siemezetje, simmesetje , 1. (< fr. chemisette) frontje, bef; 2. slab.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
chemisette , ziemezètje , zimmezètje , zelfstandig naamwoord , befje (kledingstuk) (Den Bosch en Meierij); zimmezètje; dameshemdje (Tilburg en Midden-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
chemisette , semiezètje , summezètje , semiezètjes/summezètjes , (verkleinwoord) slabbertje; summezètje
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
chemisette , zimmezètje , zelfstandig naamwoord , "verkleinwoord; Van fr. 'chemisette' = halfhemd; PM onderkleding, halfhemd; Van Beek - een ""zimmezetje"" is een slabbetje, dat de wevers als zwart zondags sieraad droegen;  (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958); Cees Robben – En hij riep dan ôôk meteen.../ “’t zèn inscripsies... pree-histories”/ En hij spelde – kazjeneej - .../ - zimmezetje -.. – de pertienes/ - Staon op ’t gutje... bij de pleej... (19570119); WBD III. 1. 3:98 'chemisette-tje' = borstrok; WBD III. 1. 3:143 'chemisette-tje' = bef; A.P. de Bont – Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - zelfstandig naamwoord  o. - chemisette, onderlijfje (gehoord v. e. oud-pensionaire.); Landh - ziemezätje; Weij (T&T 38:88) Moet een verkleinwoord zijn van een frans leenwoord. BDW zimmezetje - soort halfhemd (Tilburgs)"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal