elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: broeken

broeken , brouken , broeklanden (drassige landerijen)
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
broeken , broeken , zwak werkwoord, onovergankelijk , (Zuidwest-Drenthe) = lopen, baggeren De jongen broekt mij iedere keer deur het grös hen (Eli)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
broeken , broeken , niet opschieten met het werk (Apeldoorn).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
broeken , [mokken] , broeke , broektj, broekdje, gebroektj , mokken, zie ook brónke, mónke , Zit toch neet zoea te broeke!
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal