elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: branie

branie , broanie , bromnie , zie: bram.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
branie , broani* , (bl. 508): in geschrifte vindt men “brani”, een Indisch militair woord? Zie “brani” in den 4en druk v. van Dale.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
branie , bromni , zie broani * (bl. 508) en ook de aanteekening.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
branie , broanie , [zelfstandig naamwoord] , branie. Broanie schoppen.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
branie , brönnies , grote, zware kerel.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
branie , branie , 0 , branie Wat hebt die lu toch een branie (Wei)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
branie , bräönes , 1. slechterik; 2. opschepper (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal