elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: boterknol

boterknol , [soort knol; zakhorloge] , botterknolle , zelfstandig naamwoord , 1. bepaald soort knol, rond geel knolletje; 2. zakhorloge.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
boterknol , botterknolle , 1. kleine knolraap, gele voederknol; 2. oorspr. horloge gekregen bij boter, later: goedkoop horloge.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal