Woord: boterknol
boterknol , [soort knol; zakhorloge] , botterknolle , zelfstandig naamwoord
, 1. bepaald soort knol, rond geel knolletje; 2. zakhorloge. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
boterknol , botterknolle
, 1. kleine knolraap, gele voederknol; 2. oorspr. horloge gekregen bij boter, later: goedkoop horloge. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |