elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: boerenroos

boerenroos , boerenroos , 0 , (Zuidwest-Drenthe, zuid) = pioenroos
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
boerenroos , boêrerooze , zelfstandig naamwoord , pioenrozen, zie: Kenillisrooze.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
boerenroos , [plant] , boerenroos , pioenroos.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal