elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: bobberd

bobberd , [stijfkop] , bobbert , mannelijk , bobberts , stijfkop, een noest onwillig dier, dat zich moeielijk laat leiden; men past dit woord ook toe op menschen, die stijfhoofdig en stuursch zijn, die alles met een onvriendelijk gezigt afwijzen, wat zij niet verkiezen aan te nemen. Het is een regte bobbert, een windbuil, een opgeblazen wijsneus.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
bobberd , bobberd , (bòbbərt) , zelfstandig naamwoord, mannelijk , Bobbekop, stijfkop, stuipekop; gezegd van onwillige dieren, die zich moeilijk laten leiden, en van stuurse, stijfhoofdige personen. || Met de bonte ken-je niks worden, dat’s ’en bobberd. Laat die bobberd ’et zelf weten, as hij je geen goed woord geven wil. – In het Stad-Fri. beduidt het woord domkop, stommeling.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
bobberd , bobber , bobberd , zelfstandig naamwoord , Zie bobbekop. Zegswijze de bobberd in hewwe, de smoor in hebben, dwars of koppig zijn.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
bobberd , bobberd , 0 , bobberds , (Zuidwest-Drenthe, zuid), in een dikke bobberd dikke kerel
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
bobberd , bobbert , (iemand met een) groot, dik hoofd (misprijzend) (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
bobberd , bobberd , zelfstandig naamwoord , stijfkop (Eindhoven en Kempenland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
bobberd , bobberte , pollepijpen, pijpestrootje (Molinia coerulea)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
bobberd , böbbes , zelfstandig naamwoord , böbbese , dik hoofd ook diekhötje zie ook tujerhamer
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
bobberd , bobbertie bloedwors , dik persoon; onnozele sukkel
Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal