Woord: betuinen
betuinen , betunen , zwak werkwoord, overgankelijk
, (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied) = beschoeien De waarklu van het waoterschap hebben de waoterlössing mit takkebossen betuund (Vtm), De sloot betunen, aans valt alles in (Dwi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
betuinen , betunen , werkwoord
, betuinen: omheinen, ook: beschoeien Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
betuinen , betuine , werkwoord
, betuin, betuinde, betuind , slootkanten met palen en hout versterken (betuinen) tegen inkalven of inschieten Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
betuinen , betunen
, omheinen; betunink, omheining; betuun, zie beteumen. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |