Woord: beseibelen
beseibelen , bezeibele
, beet nemen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
beseibelen , besijbelen
, afzetten, bedriegen Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Winschoter bargoens, in: Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank |
beseibelen , besoibele , werkwoord
, Bedotten. | Ik leit m’n deur jou niet besoibele. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
beseibelen , beseibele
, beseibelde, haet of is beseibelt , jiddisj: bedriegen, bedotten. Het jiddisj: “zeibele” is verkopen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
beseibelen , beseibele , besabbele , werkwoord
, (KRS: Wijk, Lang, Bunn, Hout, Scha; LPW: IJss, Mont, Pols) besabbele (LPW: Lop) in de uitdrukking zich laten beseibele : zich iets wijs laten maken Ook in de Vechtstreek (Van Veen 1989, p. 37). Synoniemen: ze hebbe ’m bij de *beer gedaan, hij het z’n eige bij de *bok lotte doen . Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht |
beseibelen , beseibeln , besiepeln, beseipeln, besiefeln, beseifeln, besief
, Ook besiepeln (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied), beseipeln (Zuidoost-Drents veengebied), besiefeln of beseifeln (wb:Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe en Veenkoloniën), besiefern (wb:Midden-Drenthe), besleifern (wb:Zuidwest-Drenthe, noord), besjeiseln (wb:Zuidoost-Drents zandgebied), besjeifeln (Zuidwest-Drenthe, zuid) = 1. bedriegen Zie hebt hum met die sik lillijk beseibeld (Bal) 2. beplassen (Zuidwest-Drenthe, zuid) Pas op, de hond besjeifelt oe watert tegen je aan (Rui) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
beseibelen , besiepelen , werkwoord
, misleiden, foppen, zie ook beseibelen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
beseibelen , beseibelen , werkwoord
, 1. bedriegen (zie ook besiepelen) 2. hetz. als bezieveren Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
beseibelen , beziebele , werkwoord
, beziebelde, beziebeld , gek , (voor de gek houden) beziebele Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
beseibelen , bezeibelen , bezeiken
, bedriegen. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
beseibelen , bezeîbele , werkwoord
, ompraten Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |