Woord: beddenkast
beddenkast , beddekast
, bedstede. Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo. |
beddenkast , [bedstee] , beddekaste
, beddekasten , bedstede Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
beddenkast , beddĕkestĕ
, bedstee. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
beddenkast , berrekaste
, bedstee. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
beddenkast , beddekaste
, bedstee. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
beddenkast , beddekaste , 0
, beddekasten , (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, noord) = 1. kast, grenzend aan de bedstee De kaste tussen de bedden was de beddekaste (Bru) 2. (verkl.) kastje in de bedstede (Midden-Drenthe) Een beddekastie haj an het voetenende met een pot er in (Bei) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
beddenkast , beddekaste
, bedstee. De zunne is onder, noe de beddekaste mâr weer in. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
beddenkast , beddekaaste , zelfstandig naamwoord
, de 1. bedstee 2. kast tussen twee bedsteden Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
beddenkast , beddekaste , beddekoetse
, bedstede. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |