Woord: ballen
ballen , baln , zwak werkwoord
, leer slaan onder klompen Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
ballen , balle
, schelen ’t Kamme nie balle Het kan me niet schelen. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
ballen , ballen , zwak werkwoord, (on)overgankelijk
, (Zuidwest-Drenthe) = 1. kaatsen De maagies bint an het ballen tegen de mure (Nije) 2. tot een bal vormen Hij balde de voesten 3. plakken (Zuid-Drenthe) De snei balt zo, ik kan de bienen haoste niet mitkriegen (Koe) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
ballen , ballen , zwak werkwoord, overgankelijk
, (Zuidwest-Drenthe) = leer onder de klomp slaan Aj de klompen laot ballen, gaot ze langer mit (Hol), zie ook opballen, underpeggen, underballen Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
ballen , ballen
, 1. spelen met kleine ballen; 2. zolen en hakken van klompen beslaan met stukjes leer of rubber Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
ballen , ballen , werkwoord
, 1. tot een bal worden of vormen 2. met een bal spelen, vooral: overgooien 4. neerstrijken van een zwerm bijen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
ballen , [kleven] , werkwoord
, 1. plakken van sneeuw onder de klomp; 2. zool aanbrengen onder een klomp. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
ballen , böl
, (meervoud) ballen, kloten Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
ballen , bòlle , zwak werkwoord
, bòlle - bòlde - gebòld , met een bal spelen; voetbòlle, handbòlle; WBD (III.3.2:124) bòlle, katsele = ballen, met de bal spelen; J. Cornelissen & J.B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1899): BOLLEN - met eenen bol spelen, Fr. jouer à la boule; kegelen, dobbelen Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |