Woord: asvarken
asvarken , [asbezem] , aschvarken , onzijdig
, aschvarkens , aschbezem, aschveger. Dit gereedschap was vroeger bij den gladden haard even zoo onmisbaar als aschschop en tang: ook nu nog gebruikt men bij den kachel en het fornuis een aschvarken, maar van een anderen vorm. In Zuidholland draagt een borstel den naam van varken. Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend. |
asvarken , asvarken
, stoffer Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer. |
asvarken , asvarken , zelfstandig naamwoord
, Asveger, stoffer (verouderd). Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
asvarken , asvarke , asverke , zelfstandig naamwoord
, (KRS: Wijk, Lang, Coth, Werk, Bunn, Hout, Scha; LPW: IJss, Mont, Bens, Lop, Cab, Pols), asverke (LPW: Mont, Bens, Lop, Pols) stoffer In de vorm asvarke ook in de Krimpenerwaard (Van der Ent 1988, p. 31 en 108). Gouda heeft asfarreke (Lafeber 1967, p. 61). Zie Daan (1952) kaart 1: (as)varke komt voor in vrijwel geheel Utrecht, het oosten van Zuid-Holland en het gebied tussen de grote rivieren. De verklaring van het WNT, dat (as)varken zijn naam te danken heeft aan het materiaal waarvan het gemaakt is (namelijk varkenshaar) wordt door Daan (1952, p. 24) niet geloofwaardig geacht. Zij denkt eerder aan de gelijkenis tussen het voorwerp en het vernoemde dier. Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht |
asvarken , asvaarken , asvärken, asvaarken
, stoffer. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |