Woord: allerwegen
allerwegen , alderwegens
, allerwegen, samenstelling in den 2den naamval Zie: al. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
allerwegen , aalderwegens , alderwegens; alerwegens , [bijwoord]
, overal. Kloas Schipper haar aalderwegens west in wereld. Ook fig. Aalderwegens het ze mie tou hulpen. || alderwegens Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
allerwegen , aal wegens
, overal Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
allerwegen , allerwegens , allerwegen, allerwege, allerwègens, allerweegs, al
, Ook allerwegen (Midden-Drenthe, Zuidwest Drenthe, noord), allerwege (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid), allerwègens (Zuidwest-Drenthe, zuid), allerweegs (Kop van Drenthe, Veenkoloniën), allerweggens (wb), aalweggens (Midden-Drenthe) = overal Dat bloempien kuj allerwegens vinden (Bui), Dat spul kuj nou allerwegens kopen (Vle), Dat kuj allerwegen zien (Anl), Aalwegens ziej dat volk (Bal) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
allerwegen , [overal] , alderweggens
, overal. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |