elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: allergluipendst

allergluipendst , aldergloependst , [bijvoeglijk naamwoord] , buitengewoon. ‘t Peerspul was wel zo aldergloependste mooi!
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
allergluipendst , allergloependst , allergloepens , (Zuid-Drenthe, Kop van Drenthe). Ook allergloepens = zeer Het was allergloepenste kold (Row), Dat muit mij asmangs allergloependst (ti)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
allergluipendst , aldergloependst , bijwoord , zeer intens
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
allergluipendst , [in hoge mate] , aldergloepens , bijwoord , heel erg, verschrikkelijk. Die soep is aldergloepens iete. Zie ook: alderglunigs, alderbärstens.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
allergluipendst , [heel erg] , aldergloepends , geweldig, heel erg.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal