Woord: achteromkijkertje
achteromkijkertje , achterummekiekertien , onzijdig
, viooltje Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
achteromkijkertje , achterummekiekertien , 0
, achterummekiekerties , (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe) = 1. driekleurig viooltje, Viola tricolor Ie zult wel niks kriegen mien jong as een schienvat met ’n achterummekiekertien geen cadeau (Dwi), Hen Stapper [Staphorst] um een achterummekiekertien te kopen als antwoord op de vraag waar iemand heen gaat (Ruw) 2. spelletje waarbij iemand met het gezicht naar de muur staat terwijl de anderen dichterbij komen (Zuidwest-Drenthe, zuid), 3. bep. knikkerspel (Zuidwest Drenthe, noord) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
achteromkijkertje , achterummekiekertien
, wild viooltje. Ook: achteruitkijkspiegeltje op een fiets. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
achteromkijkertje , aachterommekiekertien , zelfstandig naamwoord
, et 1. het niks krijgen 2. hetz. als ommekiekertien bet. 1 Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
achteromkijkertje , [viooltje; spel] , achterummekiekertjen , achterummekiekertien
, 1. driekleurig of wild viooltje; 2. bepaald kinderspel. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |