Woord: achterduims
achterduims , achterdums , achtedums
, Heimelijk, in ’t geniep. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
achterduims , [heimelijk] , achterdums , achtedums
, Heimelijk, in het geniep. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
achterduims , achterdoems
, heimelijk, stiekem. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
achterduims , achterdoempies , bijwoord
, (Zuidoost-Drents zandgebied), in Hie speult, ...döt achterdoempies hij speelt gemeen bij het knikkeren (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
achterduims , achterdoems
, onverhoeds, geniepig. Oe achterdoems ’n opstopper geevm, dât kuj van ’m verwachn. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
achterduims , achterdoems , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, achterbaks, in ‘t geniep. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
achterduims , achterdoems , achterduums
, onverhoeds, geniepig, achterbaks. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |