elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: aantrekkelijk

aantrekkelijk , aantrekkelk , [bijvoeglijk naamwoord] , 1 aantrekkelijk. ‘t Nijste is aaltied aantrekkelk.; 2 zich alles aantrekkende. Ik bin tegensworeg zo aantrekkelk. (H.O.)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
aantrekkelijk , antrekkelek , bijvoeglijk naamwoord , Ook: licht geroerd; eigenlijk het zich aantrekkend (verouderd). Vgl. Fries oantreklik.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
aantrekkelijk , antrekkelijk , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , 1. aanlokkelijk, attractief Het was een antrekkelijk wicht (Emm), (...)en oes neie Drenthe antrekkelk maken veur de lu van boeten Drenthe (ku) 2. lichtgeraakt, snel geroerd (Zuidwest-Drenthe, zuid) Hij is zo antrekkelijk (Hgv)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
aantrekkelijk , antrekkelijk , 1. aantrekkelijk; 2. Gunninks woordenlijst van 1908: teergevoelig
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
aantrekkelijk , añtrekkelek , bijvoeglijk naamwoord , licht geraakt Z’ is nogal añtrekkelek Ze is nogal licht geraakt
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
aantrekkelijk , [begeerlijk] , antrekkelijk wezen , antrekkelijk wezen, zich de dingen sterk aantrekkend, gevoelig wezen.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal