elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: aantodden

aantodden , antoddĕn , aansjouwen. Waor komp det kiend weer met antoddĕn?
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
aantodden , aantodden , aantorren , [werkwoord] , aandragen, aansjouwen. ‘t Lutje wichtje kwam mit n achtpondsbrood aantodden. Zie todden.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
aantodden , antòdden , aanslepen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
aantodden , [aanslepen] , antodden , werkwoord , aanslepen.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
aantodden , antodden , 1. kalmaan doen; 2. aanslepen.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal