Woord: aanteuten
aanteuten , anteuten , werkwoord
, voortdurend teuten Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
aanteuten , [treuzelen; kletsen] , anteuten , werkwoord
, teuten an, an-eteut , 1. treuzelen; 2. kletsen. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
aanteuten , anteuten
, kletsen. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |