elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: aanschrijven

aanschrijven , anschrieven , (= aanschrijven) = het schrijven op de kerkborden van den tekst en ’t geen er gezongen zal worden; meester is an ’t anschrieven; ’soaterdags mout hij de kerklaien anschrieven. Zie ook: schouzool.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
aanschrijven , aanschrieven , [werkwoord] , 1 aantekenen. Mou’k ‘t aanschrieven? = op de rekening zetten. Schrief dat vot aan! = teken dat dadeijk op. Fig. Hai staait doar goud aanschreven.; 2 de tekst van de preek en de nummers van psalmen en gezangen schrijven op de kerkborden. Meester schrift ‘s Zoaterdoags kerklaaien aan.; 3 schriftelijk manen. Wie zellen hom nog mor es aanschrieven.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
aanschrijven , anskriewn , werkwoord , 1 schriftelijk kennisgeven, 2 als schuldenaar boeken
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
aanschrijven , aasjrieve , sjreef aan, haet of is aagesjreeve , opschrijven. De twee lëste runjdes móste mer aasjrieve: schrijf de laatste twee rondjes maar op mijn rekening.; aanschrijven
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
aanschrijven , [aantekenen, aanschrijven] , anschrieven , 1. aantekenen, er nota van nemen als iets bijzonders. 2. aanschrijven.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
aanschrijven , anschriem , schreef an, an eschreem , aanschrijven.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
aanschrijven , anschrieven , sterk werkwoord, overgankelijk , 1. aanschrijven Ik heb hum anschreven dat e betalen möt (Sle), Ie moot alle leden anschrieven (Die), Hie stiet goed an eschreven bij zien baos heeft een goede naam (Bro) 2. opschrijven (Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën, Midden-Drenthe) Nait vergeten, most het wel anschrieven (Vtm), Wie leuten de winkelware altied anschrieven (Bov), IJ moet even anschrieven, wat e haold hef (Eex)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
aanschrijven , anschrieven , werkwoord , 1. aanschrijven, schriftelijk oproepen 2. in goed/slecht anschreven staon goed/slecht aangeschreven staan
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
aanschrijven , aonsjriéve , werkwoord , huwelijksaangifte , (een huwelijksaangifte doen) zich laote aonsjriéve (vero.) (zie 'schrijven')
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
aanschrijven , anskrieven , werkwoord , aanschrijven.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
aanschrijven , anschrieven , (een kind) aangeven.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
aanschrijven , aansjrieve , werkwoord , sjrieftj aân, sjreef aân, aangesjreve , 1. aanschrijven 2. aantekenen: det moogs se waal aansjrieve – dat mag je wel aantekenen, dat is de moeite waard om te noteren
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal