Woord: aanlijken
aanlijken , anliekng , werkwoord
, effenen Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
aanlijken , anlieken
, gelijk maken, b.v. van grond. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
aanlijken , anlieken
, lieken an, an eliekt , gelijk maken, egaliseren. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
aanlijken , [egaliseren] , anlieken , werkwoord
, lieken an, an-eliekt , egaliseren, gelijk maken. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
aanlijken , [egaliseren] , anlieken
, egaliseren. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |