Woord: aanlanden
aanlanden , aanlannen , [werkwoord]
, aanlanden. Fig. aanbelannen; zie daar. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
aanlanden , aalanje
, lanjde aan, haet of is aagelanjt , aanlanden. Woo zeen veer aagelanjt: waar zijn wij terechtgekomen? Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
aanlanden , anlanden , zwak werkwoord, onovergankelijk
, aanlanden, terecht komen Hij is goed an elaand heeft z’n reisdoel bereikt (Dwi), As hij zo deurgiet, zal hij nog een keer ien het armhuus anlaanden (Ruw), (fig.) Bij die boer is de knecht gooud anlaand, jaoren hef e daor deeind (Eex), Dat wicht het het goud daon, dai is goud aanland (Vtm), Ik wete het niet, maor hij is donkt mij niet zo best an elaand terechtgekomen (Hgv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aanlanden , anlanen , werkwoord
, 1. belanden, terechtkomen 2. gaan aanleggen (aan de wal) Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
aanlanden , anlanden
, door vorst ergens aan vast gaan zitten (O.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
aanlanden , [aanlanden] , aanlanje
, aanlanden, terechtkomen , Woea zeen wae noe weer aangelandj! Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
aanlanden , ònlaande , zwak werkwoord
, aanlanden, ergens arriveren; dan zèmme tòch goed òngelaand... (Lechim; ps. v. Michel van de Ven; ongedateerd knipsel 1960-1980; uit: Van veurenaaf aon) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |