elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: aanketsen

aanketsen , ankitsjen , aandrijven van paarden door zekeren tongslag. Zie: kitsen 1.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
aanketsen , ankätsen , 1. (iemand iets) wijs maken; 2. (iemand iets) aansmeren
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
aanketsen , [wijsmaken, aansmeren] , ankatsen , werkwoord , katsen an, an-ekatst , 1. wijs maken; 2. aansmeren. Laot oe niks ankatsen ‘laat je niets wijs maken’.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
aanketsen , anketsen , (een lucifer) aanstrijken (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
aanketsen , aanketse , werkwoord , ketsjtj aân, ketsjtje aân, aangeketsjtj , aansteken; ein zwaegelke aanketse – een lucifer aanstrijken/aansteken
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal