elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: aanballen

aanballen , [aankleven] , aanballen , intransitief werkwoord , aankleven. Het balt aan. Als bij dooiend weer de sneeuw vochtig wordt en aan de voetzolen blijft hangen, zoodat er klonters onder de voeten ontstaan, noemt men dat aanballen: de sneeuw balt aan. Dit aanballen is den voetganger vaak al zeer lastig en doet niet zelden het vlugste paard struikelen.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
aanballen , anbolle , werkwoord , Aanballen of -klonteren.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
aanballen , anballen , zwak werkwoord, onovergankelijk , 1. aanbakken van sneeuw De snei balt an de klompen an (Bro), De klompen bint an ebald er zit een laag sneeuw onder (Die) 2. doorgaan met balspel Toe maar wichter, bal mar wat an (Pdh)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
aanballen , anballn , aankleven van vuil of sneeuw aan de klompen.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
aanballen , anballen , aankleven van vuil of sneeuw aan de klompen.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal