Woord: tuinhamer
tuinhamer , tü̂̂nhamer , mannelijk
, Hamer, slei, slegge, waarmede men de palen voor tuinwerk (kribwerk, vlechtwerk) in den grond slaat. Van iemand, die een rood, opgezet hoofd heeft van agitatie, inspanning, warmte of kwaadheid, zegt men: H(i)ee hef ʼn kòp as ʼn tü̂̂nhamer. In de buurt van Deventer hoorde ik zeggen: as ʼn tü̂̂rhamer en men verklaarde dit: als een hamer, waarmede men de tü̂̂rpaal, d.i. tuierpaal (waaraan een koe, schaap of geit op de weide, op de spurrie enz. wordt vastgebonden) in den grond slaat. Tuieren = vastmaken. In Zutphen zegt men: as ʼn tü̂̂rhane. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
tuinhamer , [type hamer] , tü̂nhamer , mannelijk
, Hamer, slei, slegge, waarmede men de palen voor tuinwerk (kribwerk, vlechtwerk) in den grond slaat. Van iemand, die een rood, opgezet hoofd heeft van agitatie, inspanning, warmte of kwaadheid, zegt men: H(i)ee (h)ef ʼn kòp as ʼn tü̂nhamer. In de buurt van Deventer hoorde ik zeggen: as ʼn tü̂rhamer en men verklaarde dit: als een hamer, waarmede men de tü̂rpaal, d.i. tuierpaal (waaraan een koe, schaap of geit op de weide, op de spurrie enz., wordt vastgebonden) in den grond slaat. Tuieren = vastmaken. In Zutphen zegt men: as ʼn tü̂rhane. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
tuinhamer , toenhaamr , zelfstandig naamwoord
, zware houten hamer. Nen kop as nen toenhaamr, een kop als een ballon Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
tuinhamer , tuunhaemer
, zware houten hamer. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
tuinhamer , tuunamer
, grote houten hamer Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
tuinhamer , tuunhaemer
, houten hamer voor in de grond slaan van houten palen. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
tuinhamer , tuunamer , zelfstandig naamwoord
, grote hamer met lange steel om palen mee in de grond te slaan. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
tuinhamer , tuunhamer , tuunhaomer, tuurhaomer
, zware, houten hamer; een kop as een tuunhamer/tuurhamer, een lelijk gezicht. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |