elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: zuurpruim

zuurpruim , zoerproeme , zoerproem , [zelfstandig naamwoord] , iem. die zuur kijkt.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
zuurpruim , zoêrpruum , zoêrproem , vrouwelijk , zure verbitterde vrouw.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
zuurpruim , zoerproeme , zuurpruim.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
zuurpruim , zoerproem , zuurproem , 0 , Ook zuurproem = zuurpruim, zuur persoon Wij hebt hum van zien lèvensdagen nog niet zien lachen, die zoerproeme (Hgv), Bij die zoerproem kan er nooit een lachie of (Bor), z. ook zwartproem
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
zuurpruim , zoerproeme , zuurpruim. Ook: zoerzak
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
zuurpruim , zoerproeme , zuurpruim.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
zuurpruim , zoerprûim , grompot , T’is me zóal 'n zoerprûim, t’is niks ginne plezierrege mèns um meej um te gôn, viin ik. Het is zoal een grompot, het is geen prettige man om mee om te gaan, vind ik.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
zuurpruim , zoerproeme , zoerproem, zoerproemer , zelfstandig naamwoord , de; zuurpruim
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
zuurpruim , zoerproeme , zelfstandig naamwoord , zuurpruim, onvriendelijk en nors persoon.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
zuurpruim , zoorproem , vrouwelijk , zuurpruim, onvriendelijk persoon
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
zuurpruim , zoerproem , zelfstandig naamwoord , zoerproeme , zoerpruumke , zuurpruim, pessimist ook zoermoos
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
zuurpruim , zoorproem , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , zoorproême , zoorpruumke , vrouw, norse, zuurpruim
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
zuurpruim , zaorproem , zuurpruim
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal