elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: wringen

wringen , wringen , vringen , werkwoord , vringen uitgesproken, = hatelijk handelen, het iemand bemoeiëlijken. Hiervan een wringer.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
wringen , vringen , wringen , sterk werkwoord , wringen.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
wringen  , vringe , wringen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
wringen , wringe ,   ,   , (uitspr. wǝringe), hij wǝrong z’n âage-n-in kinke (bochten).
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
wringen , vringen , [werkwoord] , Ik vring, vrong, heb vrongen. , wringen. Hai vrong zok in ale bochten.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
wringen , wringn , sterk werkwoord , 3e persoon enkelvoud tegenwoordige tijd: wreenk, 1e persoon enkelvoud verleden tijd: wrung , wringen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
wringen , vrénge , vróng, haet gevrónge , wringen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
wringen , wringen , vringen , sterk werkwoord, overgankelijk , Ook vringen = wringen Dat dik mèensk vringt zuk ok weer in het harnas doet het corset om (Eex), Wolle muj niet vringen, mor uutkniepen (Pes), (fig.) Hij vrunk hum in alle bochten, mar mus toch schuld bekennen (Dwij), Wringt hum daor de schoe? zit daar het probleem (Dwi)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
wringen , vringen , wringen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
wringen , vringen , vringt, vrung, vrungen, evrungen , wringen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
wringen , vrienge , werkwoord , spel: iemand stond in een muurhoekje, anderen wrongen hem er met een schouder uit en probeerden er dan zelf zolang mogelijk in te blijven. Gerardus Majellaschool, ± 1950.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
wringen , vringn , wringen.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
wringen , vringe , tegendraads, wrang , Lig'ter toch nie aalté zó te vringe, daor schiet'te hillemôl niks meej óp, wit'te dé? Ben toch niet altijd zo tegendraads, daar schiet je helemaal niets mee op, weet je dat?
De vruchte van de sleejdórre die vringe me toch, die zén nouw ècht zoer. De vruchten van de sleedoorn die zijn toch wrang, die zijn nu echt zuur.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
wringen , wringen , vringen , werkwoord , 1. wringen, met een wringende beweging samendrukken 2. met een wringende, wurmende beweging voortgaan
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
wringen , vringe , werkwoord , vring, vrong, gevronge , wringen
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
wringen , vrynge , werkwoord , vroûng, gevroûnge, vryengterre , wringen , VB: 'r Môs zich doer de lûi heen vrynge vuur vuuraon te koëme. Zw: 't Vrynk'm get: er zit 'm iets dwars. Zw: Weten waar de schoen wringt: wèite oe de sjoon vryf.; dwars (dwars zitten) vrynge VB: Zju, dat kênt vrynge, dat hèt de waas zoe druug.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
wringen , vringe , wringen
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
wringen , vringen , werkwoord , vringt, vrong, evrongen/ev , wringen.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
wringen , vringe , vringtj, vróng, gevrónge , wringen , Det vringtj zich: dat veroorzaakt spanning. D’n dweiel oetvringe.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
wringen , vrînge , werkwoord , vringtj, vróng, gevroonge/NO gevrônge , wringen
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
wringen , vringe , sterk werkwoord , "wringen; dwarszitten; Van Delft - ""Dat hij niet praot, vringt me"" wil zeggen: Het doet mij leed, dat hij niet tegen mij spreekt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929); Cees Robben - der is aaltij iets wèt oe vringt; WBD III.1.3:212 'wringen = knellen, gezegd v. schoenen; ook:'nijpen, knellen'; WBD III.1.4:239 'wringen' = wrokken; WBD III.2.1:336 'wringen’ = idem (v.d.was); B wringe - wrong - gewronge; C. Verhoeven - Herinneringen aan mijn moedertaal - 1978 - WRINGEN onov.ww - behalve de gebuikelijke bet. ook: moeilijkheden maken, vitten, ontevreden zijn over elke regeling, ruzie zoeken. Iemand die dit regelmatig doet is een 'wringkloot' of 'neetoor'. A.P. de Bont - Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - ; st.ww.tr. + intr. ‘vringen’ – wringen; WNT WRINGEN, wrengen, vringen, vrengen"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
wringen , vringe , vróng – gevrónge , wringen
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal