elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: woelen

woelen , woelen , Spr. woulen , [werkwoord] , greppels, gewoonlijk 3 voet breed en 3 voet diep, door het bouwland graven, ten einde op hooge plaatsen den grond lager te maken, zonder te veel teelaarde te verliezen, of om een’ onuitgeputten grond boven te brengen. De greppel zelve heet woel.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
woelen , wuilen , [werkwoord] , woelen, onrustig zijn. Wuilig, woelig, vlug, b.v. “en wuilig kiind”, een kind, dat vlug en levendig is. Men noemt zulk een kind ook wel en wuilwâter.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
woelen , wö̂len , zwak werkwoord , woelen.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
woelen , woulen , (werkwoord), in geschrifte woelen = braak leggen, braken, na den woulgrond er over gebracht te hebben; zie: woul. “Bij den landbouwer --- is men bezig een stuk land te woelen en heeft nu reeds zes pilaren of stiepen opgegraven”, enz. (Harkstede 18..)
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
woelen , wuilen , woulen , woelen, onrustig zijn. Zie ook: woulen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
woelen , wöulen , woelen
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
woelen , wuilen , woulen , [werkwoord] , ook: woulen (Hogeland en Westerkwartier) =1 woelen. ‘t Kind lag in ber te wuilen.; 2 wroeten. Mòllen wuilen;.; 3 winden. Goaren wuilen om n klöske.; 4 de kalkrijke ondergrond boven brengen. De arbeiders onderzochten de grond met zoutzuur; als het bruiste, dan was dit het bewijs, dat er kalk in de grond zat. - Later kwam er goedkope kalkmest in de handel en geraakte het wuilen in onbruik. Het werd in de eerste helft der l9e eeuw voor ‘t eerst toegepast in Ten Boer, om de blauwe woulklaai onder de veenlaag weg te halen.; 5 de zandgrond effenen en ploegen, als het veen er af is.(Veenkoloniën) Daardoor wordt veen en zand vermengd tot daalgrond. || woul
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
woelen , weuln , zwak werkwoord , woelen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
woelen , wule , woêle , woelen (in bed); wroeten (in de grond); woêle [Ove]
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
woelen , wuile , wuilde, haet gewuilt , woelen; wroeten; zwoegen. Kiek die éns wuile: zie hen eens zwoegen. De moutrop wuilt ’t gans pėrk óm: de mol woelt het hele perk om.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
woelen , wule , hárd (lichameluk) waerke.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
woelen , wuu:le , woelen, onrustig heen en weer bewegen.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
woelen , wulen , weulen, weuilen, wuilen, woelen , zwak werkwoord, onovergankelijk , (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe). Ook weulen (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe), weuilen (Midden-Drenthe), wuilen (Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drents veengebied), woelen (Noord-Drenthe, Zuid-Drenthe) = 1. woelen Dat kind lig te wuilen op berre (Bco), Ik zal ies even koekeloeren of er al weer een molle wuult (Flu), (...) woor de knienen gaten onder ewuuld harren (po), As de varkens begunden te wulen... wroeten (Hav) 2. de ondergrond mengen met de bouwvoor Dat stuk grond mouten wie nog even wuilen (Vtm), Nei angemaakt dalgrond mus eerst wuuld worden (Klv)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
woelen , wuulen , woelen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
woelen , wulen , wûlen , woelen. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: wûlen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
woelen , mwoole , werkwoord , woelen.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
woelen , wuuln , woelen.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
woelen , woelen , wulen , werkwoord , (liggen) woelen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
woelen , wuulle , woelen
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
woelen , mwoole , werkwoord , woelen (West-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
woelen , wule , wuultj, wuuldje, gewuuldj , 1. woelen 2. lang en hard werken , Inne gróndj wule.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
woelen , [beweeglijk persoon] , wuler , mannelijk , iemand die voortdurend zwoegt en wroet, steeds in de weer is
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
woelen , weule , werkwoord , woelen
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
woelen , wuule , zwak werkwoord , woelen; WBD III.1.2:74 'woelen' = wroeten; WBD III.1.4:218 'woelig' = onstuimig; B wuule - wuulde - gewuuld; korte uu; A.P. de Bont - Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - zw.ww.intr. 'wulen' - woelen; Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch dialect - 1899 - WULEN - woelen, Hgd. wühlen
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
woelen , wu~le , wuu~lde – gewuu~ld , woelen; onrustig slapen
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +
woelen , wule , zwoegen
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal