Woord: warmte
warmte , wermde , vrouwelijk
, warmte. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
warmte , warmte
, in: de warmte hollen = warm blijven, en: de warmte beloopen = loopen om warm te worden of te blijven. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
warmte , waarmte , [zelfstandig naamwoord]
, warmte. In de waarmte hòllen = warm houden. De waarmte hòllen = warm blijven. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
warmte , wùermte , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, warmte Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
warmte , wermde , mannelijk
, warmte. Kaut beier brink wermde: koel bier verhit de gemoederen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
warmte , warmte , 0
, warmte Hie kun hiel slecht tegen al die warmte (Emm), Wat goud is veur de kaolde is ok goud veur de warmte m.b.t. kleding (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
warmte , wèrmt
, warmte. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
warmte , wärmte
, warmte Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
warmte , waarmte , warmte , zelfstandig naamwoord
, de; warmte Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
warmte , wermte , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, - , - , warmte , VB: Dat keend hèt bié hön noets vëul wermte oondervoonde. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
warmte , wèrmte
, warmte Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
warmte , wärmte , zelfstandig naamwoord
, warmte. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
warmte , wèrmt
, warmte , Ik kan nie goewd teege die wèrmt. Ik kan niet goed tegen die warmte. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
warmte , wörmdje , vrouwelijk
, warmte Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
warmte , wörmdje
, warmte Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
warmte , wermdje , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, warmte Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
warmte , wèrmte , zelfstandig naamwoord
, warmte; Henk van Rijen - 'wèrremte'; Cees Robben - 'de wermte vur d'n klèène man'; A.P. de Bont - Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - ; znw.vr. 'wermt' - warmte Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
warmte , wermte
, warmte Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |