elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: wagon

wagon , wegon , [zelfstandig naamwoord] , spoorwagen.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
wagon , waagón , mannelijk , waagóns , wagon.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
wagon , wegoûng , zelfstandig naamwoord, mannelijk , wegoûngs , wegûingske , wagon , Zw: Dao môt 't toch mêt de wegoûng (mêt de sjläogker) iénkoëme: daar verdient men kennelijk veel geld.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
wagon , wagón , wagóns , wagunke , wagon
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal