Woord: voortmaken
voortmaken , votmoaken , [werkwoord]
, 1 voortmaken; 2 zoek maken. Lutje jong het mien bril votmoakt. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
voortmaken , vut maoke , werkwoord
, (KRS: Bunn), vu(r)t komme (LPW: Lop) opschieten, voortmaken. Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht |
voortmaken , votmaeken
, maeken vot, vot emaekt (emäk) , wegmaken. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
voortmaken , vortmaken , sterk werkwoord, (on)overgankelijk
, 1. opschieten Ie moet vortmaken, aans konj te laat op school (Hijk) 2. kwijtmaken (Zuidoost-Drents veengebied) Hij hef het weer vortmaakt, ik kan het nargens vinden (Bov), zie ook wegmaken Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
voortmaken , voordemaken
, opschieten Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
voortmaken , votmaeken , werkwoord
, 1. voortmaken, opschieten 2. weg doen raken, door slordigheid kwijt raken, verliezen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
voortmaken , [voortmaken] , vuueroetmake
, voortmaken , Maak ins vuueroet, wae kómme te laat. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
voortmaken , voeërtmake , voortmake , werkwoord
, maaktj/meektj voeërt/voort, maakdje/meek voeërt/voort, voeërt/vortgemaaktj , tweede vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; opschieten Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
voortmaken , vort make
, opschieten Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |