elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: voorbij

voorbij , vêrbie , voorbij; de mond vêrbie proaten (of: proten) = te veel praten, inzonderheid: een geheim verklappen; zij bin d’r al lank vêrbie; hij (het rijtuig) ken d’r nijt vêrbie = het heeft geen ruimte om zijn weg te vervolgen. Ook in de samenstellingen. Vgl. bij Vondel: verbô = voorboô, voorbode.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
voorbij , veurbij , voorbij.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
voorbij , verbie , veurbie , [bijwoord] , ook: verbai (Stad) =1 voorbij, van plaats. Hai gong ons hoes verbie.; 2 voorbij, van tijd. Wat verkie is kopen gain kremers. Meulen moalt nait mit wind, dij verbie is. || meulen
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
voorbij , verbaai , bijwoord , Variant van voorbij.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
voorbij , verbie , voorbij.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
voorbij , veurbie , voorbij.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
voorbij , veurbij , verbij , bijwoord , Ook verbij = voorbij Iedere minuut komp er een auto veurbij (Mep), Het mooie weer is weer veurbij (Die), Awwe der even an veurbij kunt, dan doew het niet als wij er onderuit kunnen (Sle), Hij pist de pot verbie naast de pot, of (fig.) hij gaat te ver (Vtm), Hij keek mij veurbij langs mij heen (Pes)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
voorbij , verbij , voorbij.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
voorbij , veurbi’j , verbi’j , voorbij
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
voorbij , veurbie , voorbij.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
voorbij , vurbèèj , voorbij , De jaore vliege vurbèèj és ge oud wordt én és't nie zóó is, is't nie goed meej èùw. De jaren vliegen voorbij als je oud wordt en als 't niet zo is, is het niet goed met jou.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
voorbij , veurbi’j , bijvoeglijk naamwoord , voorbij, bijv. de veurbi’je tied
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
voorbij , veurbi’j , bijwoord , 1. aan de voorzijde langs, om iets heen 2. verder dan
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
voorbij , veurbi’j , voorzetsel , voorbij: voor en langs iets, verder dan
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
voorbij , verbij , vurbij , bijwoord , voorbij, langs Ook vurbij; Hij zel nooit gendag zegge; hij gao vurbij ast waoter vurbij Dordt
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
voorbij , verbié , bijwoord , voorbij , verbié VB: Zoe get kên ich neet mie dräoge, dèn tiéd ês verbié.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
voorbij , vurbè , voorbij, over
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
voorbij , veurbi’j , bijwoord, voorzetsel , voorbij.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
voorbij , vurbij , voorbij
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
voorbij , vurbèij , voorbij , Vurbèije dâg komme nie trug. Voorbije dagen komen niet terug., Marjan wònt vurbèij d’n Lindenbòm. Marjan woont voorbij de Lindenboom.., De teijd vliejgt vurbèij. De tijd vliegt voorbij.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
voorbij , vebie , voorbij.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
voorbij , vuuerbie , verbie , voorbij
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
voorbij , verb , verbie, verbiej , bijvoeglijk naamwoord , verbieje , voorbij
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
voorbij , verbeej , verbî-j , bijwoord , eerste vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); tweede vorm Nederweerts, Ospels; voorbij
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
voorbij , vurbij , vurbè , voorzetsel , R voorbij; in vergelijking met; Vurbij oewe maot hèdde gij veul zakgeld, - Vergeleken met je collega…; Henk van Rijen - vurbij giestere - vergeleken met gisteren; C. Verhoeven - Herinneringen aan mijn moedertaal - 1978 - VOORBIJ (vurbééj) bw-1) gepasseerd; 2) vergeleken met. A.P. de Bont - Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - ; voorz. - voorbij, vergeleken met of bij; Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch dialect - 1899 - VEURBIJ bw; in diverse samengestelde ww..
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
voorbij , vurbeej , voorbij
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal