elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: voering

voering , voering , men zegt: die hêf wel wat in de voering, voor die kan het wel doen, die zit er warm bij.
Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo.
voering , [bekleding] , vûring , vrouwelijk , voering; hi hef wal wat in de vûring, hij zit er warm in.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
voering , voer , zelfstandig naamwoord , Voering. || De voer van me jas is versleten. Er moet ’en nuwe voer in. – Evenzo bij oudere schrijvers voeder, onzijdig (b.v. HUYGHENS, Hofwijck VS. 1063).
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
voering  , vooring , voering.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
voering , vorige , vrouwelijk , voering
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
voering , vouerng , [zelfstandig naamwoord] , 1 ‘t vouer, de voering.; 2 binnenwand van de darm. , (Westerkwartier)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
voering , vouer , zelfstandig naamwoord onzijdig , voering. Hai vruig mie ‘t vouer oet ‘t hemd. Schertsend: Mag mie ‘t vouer tou ‘t hemd oetvalen, as ‘t nait woar is! Hai het ‘t vouer tou ingewannen oet = hij is op; heeft geen kracht meer. Zai het oareg wat vouer in ‘t jakje = zij zit er warmpjes bij.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
voering , vouring , vrouwelijk , vouringe , voering.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
voering , voering , voring, vaoring, voering, vouering , 0 , voerings, vorings , (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied, Veenkoloniën). Ook voring (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe, noord), vaoring (Zuidwest-Drenthe, zuid), vouering (Kop van Drenthe) = voering De voering van de jasse is heilemaol versleten, de gaten zitten er in (Bov), (fig.) Hij lat de voring zien gezegd van iemand die er financieel slecht voorstaat (Dwi), De voring van mien neie maantel pluust zo (Bro), De voring puult dij under de mantel oet (Exl), (fig.) Ze wilt mij an de voring slaag geven (Dwi), Hij hef wel voring in het vessien is goed bij kas (Die), Hie schriewt zuk de voring oet de hals schreeuwt hard (Sle), Hie hef gien voering in de maag kan geweldig eten (Nije)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
voering , voring , 0 , (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid). Var. als bij voor = 1. voer Wij moet nog wat voring halen (Man) 2. voermeel (N:Zuidwest-Drenthe)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
voering , vorring , vervoer.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
voering , voeier , voering in kleding
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
voering , voerige , voering
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
voering , voejer , zelfstandig naamwoord , voering, van een mantel of jurk.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
voering , voring , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , voringe , - , voering
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
voering , voejer , voering (in kleding)
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
voering , vorring , het hele span
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
voering , voejer , voering , de voejer van munne frak is kepot = de voering van m’n jas is kapot-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
voering , voeier , zelfstandig naamwoord , voering (Land van Cuijk; Tilburg en Midden-Brabant; West-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
voering , veuring , voring , vrouwelijk , voering , Det is sterke veuring. De veuring hingtj ’m oette naas: er komt snot uit zijn neus.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
voering , veuring , zelfstandig naamwoord , veuringe , veuringske , voering
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
voering , veuring , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , veuringe , veuringske , voering
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
voering , vaoring , voering
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal